De volgende dag was er een safari gepland met Gavin in één van de oudste safari parken in ZA. We hoopten om de nog ontbrekende one van onze big five te zien te krijgen. Maar het bleek helaas te koud voor de luipaarden. Na een kort ontbijt in het park was het tijd voor deel twee van Gavin’s safari. Daarna vond hij het een goed idee om met ons een pint te gaan nuttigen in ‘a local black bar’. Daar bleek ‘den toog’ afgesloten te zijn met ijzeren tralies. Die pint bleek, zoals alle bieren hier, een pils van 5% te zijn. Maar wel 75cl. Hij omschreef het als een ‘real man’s beer’.
Ondertussen stond naast het terras de braai op te warmen om het vleesje te roosteren. We waren iets te laat voor de lunch, maar Jenny liet ons gelukkig nog binnen.
‘s Middags was er een boottocht op lake Saint Lucia gepland. Toen Bart aan de linkerzijde van de wagen wou instappen opperde hij: ‘nè, iemand heeft mijn stuur gestolen!’.
Eens vertrokken met de boot, bleek onze stuurman/gids verschillende talen (Frans/Engels/Portugees/Afrinkaans/Zulu) een stukje meester te zijn. Hij was echter in elk van deze talen bij wijle een beetje onverstaanbaar. Toen we aan de oever van het meer een mooie krok zagen opperde ik misschien iets te luid dat het met hun handvat ‘een mooie handtas’ zou zijn. Wat ik wel begreep was zijn humor: ‘Did I mention you that crocodiles sometimes jump?’.
Toen het na de boottocht, waarop we nog een aantal mooie watervogels en veel nijlpaarden zagen, ten einde kwam bleek de mevrouw die de trossen moest vastmaken over een aantal zeer specifieke eigenschappen te beschikken. Ik omschreef het in schipperstermen als ‘ze heeft een behoorlijk groot achtersteven’.
We aten er behoorlijk in Wendy’s lodge. De eigenaar omschreef het als ‘home cooking’. Ons bleven vooral de ‘deboned chicken stuffed with pork and wrapped in bacon’ en de ‘Yorkshire (!!) pudding’ bij.